In deze blog heb ik uitgelegd hoe het stelsel van internationale regels in elkaar zit. Zo ingewikkeld als dat stelsel is, zo ingewikkeld zijn dus ook de onderhandelingen om er verandering in aan te brengen.
Vooropgesteld: aan het ASCM-Verdrag verandert niets. Daar zijn wij van Atradius DSB of het ministerie van Financiën in het geheel niet bij betrokken. Dat is de verantwoordelijkheid van een speciale afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
De onderhandelingen over de Arrangement vinden plaats in Parijs in de kantoren van de OESO, maar het zijn nadrukkelijk géén OESO-onderhandelingen. Immers: de Arrangement is een herenakkoord tussen de aangesloten landen, de Participanten, en dat is een (iets) andere groep dan de OESO-landen.
Om het nog ingewikkelder te maken: zoals hier ook staat is Nederland niet rechtstreeks Participant, maar wel de EU waarvan Nederland natuurlijk weer lidstaat is. Ik leg het altijd zo uit. De Arrangement zijn handelsregels: beperkingen opgelegd aan exportsteun. De EU is een interne markt. Een goed dat de grens met Nederland overkomt is dus tegelijkertijd ook de grens met Cyprus, Malta, Ierland en Estland overgekomen. Er zijn immers geen binnengrenzen. Dat maakt het noodzakelijk om in het onderhandelen over dergelijke regels – geldt ook voor de WTO-Verdragen – gezamenlijk op te trekken. Al sinds mensenheugenis – het Verdrag van Rome – zijn handelsverdragen dan ook een zogeheten exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie. Lang verhaal kort: de Commissie voert namens alle EU-lidstaten het woord in Parijs.
En hoe weet de Europese Commissie wat de lidstaten van de EU willen? Exportkredietverzekeringen zijn eigenlijk overal ter wereld een niche-activiteit. In alle landen zijn er kleine teams mensen die dit ingewikkelde beleidsterrein overzien. Binnen die kleine teams zijn weer anderhalve man en een paardenkop belast met internationale onderhandelingen. Sinds ik erbij betrokken ben kom ik overal weer dezelfde mensen tegen, die dus een enorm spectrum aan onderwerpen moeten kunnen overzien. Ook binnen de Commissie is er slechts een beperkt aantal mensen actief op exportkredietverzekeringen. En om het nog uitdagender te maken hebben die geen zicht op de dagelijkse praktijk, want de Commissie is immers niet zelf exportkredietverzekeraar.
Daarom hebben we in Brussel maandelijks vaste vergaderingen (“Raadswerkgroepen”) waar wij van Atradius DSB samen met het ministerie van Financiën Nederland vertegenwoordigen. Daar worden standpunten uitgewisseld tussen lidstaten en haalt de Commissie de wensen en voorwaarden van de lidstaten op. Atradius DSB, al negentig jaar de exportkredietverzekeraar van Nederland, beschikt in dat samenspel met het ministerie over een enorme institutionele kennis en natuurlijk vooral over zicht op de dagelijkse praktijk en de uitdagingen waarvoor onze exporteurs zich gesteld zien.
Voor de onderhandelingen over wijzigingen in de Arrangement is er echter nog een extra laag. Daarvoor zijn zowel in Brussel als in Parijs zogeheten technische werkgroepen ingesteld. De EU hechtte meer belang aan de herziening van de Arrangement dan de overige Participanten. Omdat er geen supranationaal orgaan is moeten voorstellen voor wijzigingen vanuit de Participanten zelf komen. De EU heeft min of meer alle voorstellen die tot de modernisering hebben geleid ingebracht. Die voorstellen worden zorgvuldig voorbereid in de technische werkgroep in Brussel. Wederom zijn de technische en praktijkkennis van groot belang. Nederland heeft ook actief meegeschreven aan sommige voorstellen. Het interessante voor ons is dat bij de technische werkgroepen in Parijs de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten anders dan bij de officiële Participantenvergadering wél het woord mogen voeren. Toch zijn we met z’n allen daar terughoudend in – het wordt al gauw onoverzichtelijk en bovendien is het niet handig om te midden van andere Participanten als EU-lidstaten met elkaar te gaan discussiëren. Het is wel voorgekomen dat we als Nederlandse delegatie een presentatie hebben gegeven om een voorstel toe te lichten. De krenten in de pap van het internationale werk, althans voor mij.
Hoewel… De belangrijkste krent is dat platgetreden cliché dat maar al te waar is: de wandelgangen. Want daar kun je doen wat je wil. Even in de pauze naar mensen toelopen, even in de rij bij de koffiebar een praatje maken, tot aan strategisch een hele goede plek aan tafel kiezen tijdens een gezamenlijk diner na afloop van een lange vergaderdag.
Reizen naar Parijs en Brussel voor je werk klinkt altijd wat leuker dan het is. In je pak bij dertig graden in de Parijse metro trap op trap af met je bagage en dan opeengepakt in een bom- en bomvolle metro ondergronds door Parijs razen zal nooit mijn hobby worden. Het zijn lange en vermoeiende dagen waarbij je altijd moet hopen dat je nog net op tijd terug bent op Gare du Nord om je Thalys – standaard de laatste – te halen. Maar het geeft ook voldoening, zeker als je dan eindelijk een resultaat behaalt.